In 1858 is een brief geschreven dat over ons dorp Hitzum gaat. De schrijver van deze brief is helaas onbekend.
Enige jaren geleden ontving onze dorpsgenoot Sjoerd van der Weide van een vriend van hem, die toen der tijd bij Museum Willem van Haren, werkte deze brief. Zoals het zo vaak gaat, ‘verdween’ de brief en na jaren als verloren te worden beschouwd kwam het weer ‘boven water’.
Mocht iemand weten wie de brief geschreven heeft, laat het ons (of Sjoerd van der Weide) weten.
Het is altijd zeer interessant hoe de Hitzumer geschiedenis zich langzaamaan ontrafelt!
Hitzum,
Een half uur van Franeker a/d vaart naar Bolsward, gem. Franekeradeel. Schotanus noemde het : “een dorp aangenaam door lusthoven en geboomte”. Winsemius wijst op de Roorda stins alhier. In den “Tour” der Saksen in 1504 werd het dorp aangeslagen op 24 floreenen, even hoog als Herbayum.
In deze tijd leefde Groote Watze
Een neef van Groote Pier en met deze uit 1517 “de schrik de Zuiderzee”. Wie in zijn handen viel en niet kon zeggen “read hird rikke rjirre ljirre” was een man des doods, zo lezen we in een aan hem toegeschreven testament. Groote Pier had een ander shibbolet , ontleend aan Bûter brea en griene Tsjiis enz.
In een oud handschrift staat, dat hij zoo sterk was als drie anderen; dat hij kon lezen noch schrijven, maar niet op “een gatsjepanne “ was gezouten.
In 1519 liet hij de Gelderschen “de poarte sjen en schenstehjardefygebeam” d.w.z. hij liet hun zijn achterste zien en nam afscheid van zijn bedrijf, vestigde zich metterwoon te Achlum ,waar hij kinderloos overleed op Pinksteren, aan een heete koorts en wel in 1535 toen men twee lopen roggekoek voor één Carolus gulden en een koe voor twee gulden.
Hij liet vele goederen na en voerde tot lijfspreuk: “It is mei sizzen net te dwaan” welke gangbaar is gebleven tot op deze tijd. Hij zou begraven zijn aan de oostzijde der kerk te Hitzum.
Volgens een steen in de noordermuur der oude kerk zou deze in 1591 belangrijk verbeterd zijn, doch die steen is evenals de kerkeboeken verdwenen. Van al de dorpen in Franekeradeel zijn deze verloren geraakt, zoodat ze in het register van Aanbreng ontbreken.
De oude stompe Toren is in 1819 afgebroken, de Kerktoren ingekort en daarop een spits torentje geplaatst, waar de eerste steen is gelegd door Cornelis Wybenga secr. Van Fr. en Kerkvoogd te Hitzum.
Ook school en schoolhuis zijn dat jaar vernieuwd, doch zeer klein en bekrompen gebleven.
Hoewel de school in 1840 een derde werd vergroot, blijkt ze nu weer veel te klein, schreef de toenmalige onderwijzer. Dat was in 1858.
In een beschrijving van zijn hand kan men lezen:
De grond hier is zware klei. Het dorpsgebied beslaat 230 bunder, half hooi en half weidland, 80 bunder bouwland en 15 bunder bebouwde terplanden. Er zijn 5 groote en 8 kleine boerderijen, 23 woonhuizen 2 timmerijen, smederij, 1 wagenmaker, 1 bakker en 3 winkeliers, waarvan 1 tevens tapperij. Voorts 2 kleine en 1 groote watermolen.
De bevolking is 215, waarvan 7 Katholiek en 5 Afgescheidenen.
In 1855 is in de kerk een nieuw orgel gekomen en in 1856 de Kunstweg a/d Bolswardervaart gelegd,“welke de inwoners in staat stelt om ten allen met andere plaatsen gemeenschap te oefenen”.
Voortijds vond men hier de States Epema , Frittema en Roordama. De laatste in de 12 eeuw gesticht lag of stond ten noorden van de kerk en is na 1622 afgebroken.
Hitzum is kerkelijk gecombineerd met Achlum.
Bij afgraven der Terpen zijn wel geraamten gevonden.
Jelle Eeltjes Jellesma, zoon van de toenmalige onderwijzer te Hitzum, is hier geboren 13 mei 1815. Eerst ter opleiding bij den boer geplaatst, is hij later tot zendeling onder de heidenen opgeleid.
Hij heeft daar groot succes gehad op zijn wegen,gelijk bekend is en is dit jaar (1858) in Oost-Indië overleden.
Op de doodenakker liggen enkele antieke zerken, een roodgrijzen en een blauwensteen, beiden schuinsch toeloopend en met tekenen die wijzen op R.C. Geestelijken, terwijl er bovendien nog twee groote zerken liggen van de families Hemmema en Roordama.
De markt alhier stond vroeger bekend als de Hitzumer Pruimenmarkt, vanwege de pruimen uit de vele hoven alhier, welke als dan ten verkoop werden aangeboden. Hoven en pruimen zijn thans verdwenen en de jaarmarkt wordt in de laatste jaren ook niet meer gehouden.
“Ids-om Blitzum! “ sei de master fan Hitzum, “Dy lêste stoer, hwat is dy djoer!”
Dit oude rijm zinspeelt op een onderwijzer die de tapperij ‘De Laatste Stuiver’ niet voorbij kon komen zodat deze hem duur te staan kwam.
De klokken.
De groote klok te Hitzum is van 1637 en bevat de namen van Jhr. Edo van Eysinga en juffrouw Catharina van Eysinga, van Ds.Nicolaus Snecanus en van de kerkvoogden en den dorpsrechter.
De kleine klok is van 1671 en bevat enkel de naam van de gieter en dien van Juf.Berbera van Burmania.
In 1744 woonden te Hitzum 22 huisgezinnen, drie minder dan te Dongjum.
In 1811 telde het dorp 101, in 1840 136 en in 1890 355 Inwoners.